In de wereld gebeuren momenteel vreselijk dingen, soms ver weg, soms dichter bij huis. Op vrijdag 19 juni 2020 hoorde ik het bericht op de tv-programma WNL, dat een aantal IS-vrouwen waren ontsnapt. Deze vrouwen zitten nu in Noord-Syrië en willen graag terug naar Nederland, een land die zij niet goed genoeg vonden. Hun families in Nederland hebben advocaten ingeschakeld om de Nederlandse overheid te verplichten deze vrouwen en hun kinderen terug te halen. Inmiddels heeft de rechter bepaald dat de overheid die taak niet heeft. Maar wie komt er op voor de Jezidi-vrouwen en hun kinderen, die zo afschuwelijk zijn behandeld door de IS-leden. De levens van die Jezidi-vrouwen en kinderen tellen ook.
En de christenen in Syrië? Volgens de Organisatie Open Doors, een stichting dat zich inzet voor vervolgde christenen, staat Syrië nummer 11 op de lijst van landen die christenen om hun geloof vervolgen. Zes plaatsen lager dan Pakistan, waar je zelfs als advocaat van een christen niet veilig bent. China staat in deze lijst op plaats 23. Daar heb je het ook zwaar als Oeigoer, of als arts, die de bevolking tracht te waarschuwen en de overheid niet in alles gehoorzaamd. Hun levens tellen ook.
Gelukkig hebben wij het in Nederland beter, maar streven naar verbetering blijft nodig. Of het nu om racisme, vrouwenrechten en andersoortig onrecht gaat. Er schuilt gevaar in het bagatelliseren van onrecht in Nederland. Verslechtering van de situatie ligt altijd op de loer. Ook als je demonstreert tegen onrecht of opkomt voor je eigen belangen. Het vernielen van standbeelden is daarom ongepast. Net als het bedreigen van wetenschappers van het RIVM, zoals onlangs gebeurde door de leden van de Farmers Defence Force. Of taart gooien in het gezicht van een politicus…